Bij een zwangere vrouw groeit de baby in de baarmoeder. Soms stopt de groei van de baby. Dan gebeurt dat meestal in de eerste 16 weken. In het begin is de baby nog zo klein en noemen we dit vruchtje. Het vruchtje leeft dan niet meer. Je krijgt dan een miskraam. Je kunt hier zelf niets aan doen.

Wat gebeurt er bij een miskraam?
Bij een miskraam heb je pijn of krampen in de onderbuik. Je verliest veel bloed uit je vagina. Het vruchtje komt met het bloed mee naar buiten. Het vruchtje is soms zo klein dat je het niet ziet. Soms zie je het vruchtje wel. Je kunt dan afscheid nemen als je dat zelf fijn vindt.

Wat doe je bij een miskraam?

• Zorg dat er iemand bij je is. Soms verlies je ineens heel erg veel bloed. Dan kan iemand anders de dokter of verloskundige bellen.
• Vang het bloed op met maandverband. Gebruik geen tampons.
• Heb je veel pijn? Neem dan paracetamol.

Wat doet de dokter?
Soms leeft het vruchtje niet meer, maar komt de miskraam niet vanzelf. Dan ga je naar het ziekenhuis. Daar krijg je medicijnen of een kleine operatie.
De medicijnen zorgen voor extra samentrekkingen in je onderbuik, zodat je het vruchtje verliest. Bij de kleine operatie haalt de dokter zelf het vruchtje weg.
Je kunt met de dokter overleggen wat voor jou het beste is.

Na de miskraam
Een miskraam is vaak verdrietig voor jou en je partner. Praat erover met elkaar. Praat er ook over met andere mensen die je vertrouwt. Je kunt ook met je dokter of verloskundige praten. Blijf je lang somber? Ga dan naar je dokter voor hulp.

Na een miskraam mag je weer zwanger worden. Meestal gaat een volgende zwangerschap gewoon goed.