Evert Bloemen: Altijd geïnspireerd door de kracht van de vluchteling
Het warme welkom dat Oekraïense vluchtelingen hier krijgen: dat zou de norm moeten zijn. Ook voor Afghaanse en Afrikaanse vluchtelingen. Daarnaast moet in het vreemdelingenbeleid de menselijke maat terug, stelt Evert Bloemen, die deze maand afscheid van Pharos neemt.
Duizenden Oekraïense vluchtelingen schuilen in Nederland, of zijn onderweg. Een crisis: dan is het bijna een automatisme om Bloemen te bellen. ‘Dat mag altijd’, zegt hij lachend. ‘Ik stop met werken, maar ik blijf betrokken’, aldus Bloemen, die in totaal 35 jaar, in vele gedaanten (arts, adviseur, auteur en trainer), betrokken was bij het thema ‘vluchtelingen en gezondheidszorg’. ‘Voor mij was de combinatie van kenniswerker en praktijk geweldig, met de voeten in de klei en kennis delen.’
Hij maakt zich niet zoveel zorgen over de gezondheid van Oekraïense vluchtelingen die hier aankomen. ‘Ik heb nog steeds hoop dat deze oorlog snel ten einde komt en dat de fysieke en psychische schade relatief meevalt. Dan verwacht ik dat veel Oekraïners teruggaan. Degenen die hier blijven zullen net zo snel meedoen als eerder de Bosniërs. Die kwamen over het algemeen redelijk goed terecht.’
Vaker zó ruimhartig zijn
Maar de nieuwe groep, het warme welkom dat zij krijgen van een gastvrije samenleving, verdringt volgens Bloemen eerder hier gekomen Afghaanse en Afrikaanse vluchtelingen. ‘Zij komen uit gebieden waar het al lang gevaarlijk is. Ze hebben dáár en onderweg de ergste dingen meegemaakt, hun aankomst hier was minder hartelijk en ze zien nu de positiviteit rond de Oekraïners: alles kan, iedereen staat voor hen klaar. Wat denk je dat dat met die Afghanen en Afrikanen doet? Ze staan wat verder van de westerse samenleving af. Door onze weinig gastvrije houding wordt die kloof alleen maar groter. Het gaat hen nog meer moeite kosten hier mee te mogen doen. Pijnlijk. Laat de ruimhartigheid voor de Oekraïners een inspiratie zijn voor hoe we met alle vluchtelingen omgaan.’
‘Hun problematiek, hun gezondheid, hun verdriet, de veerkracht: dat heeft me geraakt.’
Wandelende encyclopedie
Dat is het hier en nu. Maar afscheid nemen is ook de tijd van terugblikken. Bloemen was de afgelopen weken aan het opruimen. De wandelende encyclopedie van Pharos liep de boekenkasten op ons kantoor nog eens na. Dat duurde langer dan gepland. Want bij elk boek zit een herinnering. Aan elke publicatie kleeft een anekdote.
‘Het’ begon in 1984, toen hij voor Artsen Zonder grenzen als arts werkte in een vluchtelingenkamp op de grens van Thailand en Cambodja, dicht bij de Killing Fields. Die ervaring zorgde voor een blijvende inspiratie en motivatie. ‘Door de verhalen daar ben ik aangetrokken door het fenomeen vluchten, alles achter moeten laten, zoveel verschrikkelijks meemaken, soms onderweg hun echtgenote of kinderen kwijtgeraakt, maar toch verder willen. Hun problematiek, hun gezondheid, hun verdriet, de veerkracht: dat heeft me geraakt.’
Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen
Terug in Nederland deed hij de huisartsenopleiding toen hij werd benaderd om te werken bij Centrum Gezondheidszorg Vluchtelingen – de voorloper van Pharos. ‘Iemand die daar werkte, sprak een Cambodjaanse vluchteling. Die had mijn naam op een briefje in zijn broekzak. Ik had hem twee jaar eerder in dat kamp behandeld. Zo kwam het contact tot stand.’
‘Een vluchteling bij de dorpsdokter, dat was een exotische bezienswaardigheid’
Dat was 35 jaar geleden. Time flies als je doet wat je mooi vindt, waar je hart sneller van gaat kloppen. Bloemen verdeelt de 35 jaar werken voor de gezondheid van vluchtelingen in drie perioden. De eerste periode van 5 – 10 jaar stond in het teken van pionieren: er was weinig en wat er was stond in de kinderschoenen. Een vluchteling bij de dorpsdokter, dat was een exotische bezienswaardigheid.
In de 10 – 15 jaar erna is hard gewerkt aan kennisontwikkeling in de zorg voor deze specifieke groep. Hij reisde het hele land door om trainingen te geven aan allerlei zorgverleners. Hij was daarnaast gedetacheerd in de GGZ en bij het Instituut voor Mensenrechten en Medisch Onderzoek, waar hij gemartelde asielzoekers onderzocht.
In de laatste periode kwam de verbreding van Pharos, met ook focus op migranten en sociaaleconomische gezondheidsverschillen. Bloemen bleef zich richten op de zorg voor vluchtelingen. Er was nog steeds behoefte aan advies en trainingen, ook van aanpalende domeinen, zoals bij gemeenten, onderwijs en asieladvocaten.
Menselijke maat
Bloemen grijpt dit ‘afscheidsinterview’ graag aan om aandacht te vragen voor de menselijke maat, zowel in de zorg als in beleid. ‘Nergens in de wereld neemt de overheid verantwoordelijkheid voor de zorg van vluchtelingen zoals in Nederland. Dat is positief. De keerzijde is dat de zorg meedeint met zoiets als de marktwerking, wat voor deze kwetsbare doelgroep niet altijd goed uitpakt.’
‘In ons georganiseerde landje hebben we soms te weinig oog voor creatieve initiatieven vanuit de samenleving. Waar vrijwilligers een cruciale rol spelen en staan voor de menselijke maat. Daar mag de overheid wel iets meer van hebben’, aldus Bloemen.
‘De zorg deint mee met de marktwerking en dit pakt niet altijd goed uit voor deze kwetsbare doelgroep.’
Zoals voor de Afghaanse en Afrikaanse vluchtelingen die te kampen hebben met trage procedures, lange wachttijden, het vele verhuizen van azc naar azc. Ze lopen daar aantoonbaar extra schade, extra gezondheidsklachten door op. Bloemen: ‘In de praktijk spelen de gezondheidsrisico’s een te kleine rol bij beleidsbeslissingen. Als psycholoog of arts is dat super frustrerend. Je behandelt mensen die gemarteld zijn en traumatische ervaringen hebben, maar er komen in die wachttijd steeds nieuwe klachten bij. Hoe kun je inburgeren als je niet goed in je vel zit? Als je worstelt met je gezondheid? Als je na jaren stilzitten zoveel vaardigheden kwijt bent?’
Voeten in de klei
Het maakt hem strijdbaar. Procedures moeten sneller, het verblijf in de centrale opvang ingekort. Dit om het verlies van gezondheid en veerkracht van vluchtelingen te voorkomen. Kennis en bewijs hierover zijn er te over, stelt hij. ‘Snelle duidelijkheid, met behoud van kwaliteit van werken, helpt op meer fronten: meer integratiekansen, een betere gezondheid en makkelijker in gesprek gaan over terugkeer.’
En nu hij – helemaal aan het eind – toch even op de barricaden staat, ook nog even dit: ‘De beperkte financiering van tolkeninzet in de zorg is me een doorn in het oog. Hoe kunnen we spreken van kwaliteit van zorg als je bij een taalbarrière elkaar onvoldoende begrijpt?’