Lezing: Klasien Horstman – Anders denken over gezondheidsverschillen

Gezondheidsverschillen zijn hardnekkig. Al decennialang is er aandacht in onderzoek en beleidsontwikkeling om ze te verkleinen. Toch worden de verschillen nog niet snel genoeg kleiner. Hoogleraar filosofie van de gezondheidszorg, Klasien Horstman, daagt ons uit om anders te kijken naar gezondheidsverschillen. Zij stelt de vraag of de indeling van groepen mensen in– laag en hoogopgeleid, lage en hoge sociaaleconomische positie – de verschillen juist groter maken dan kleiner. Richten we de financiering om gezondheidsverschillen terug te dringen op de goede dingen? En welke kansen ziet zij om gezondheidsverschillen te verkleinen?

Doelgroep

Geïnteresseerden in gezondheidsverschillen, mensen die zijn aangesloten bij de Deltaplan beweging

Bekijk de lezing terug:

Lezing Klasien Horstman

Verslag

In haar lezing deed hoogleraar filosofie van de gezondheidszorg, Klasien Horstman, een oproep om anders na te denken over gezondheidsverschillen. Zij zette uiteen dat er al 40 jaar onderzoek wordt gedaan en beleid wordt uitgezet om gezondheidsverschillen te verminderen. Maar dat in de tussentijd die verschillen, en de bijbehorende ongelijkheid. nauwelijks zijn afgenomen. Daarom is een reflectie op de rol van de overheid, het bedrijfsleven en de wetenschap noodzakelijk.

Horstman vertelt dat de tweedeling tussen hoog en laag is bevorderd door de manier waarop wij over gezondheidsverschillen nadenken en de taal die we daarvoor hebben gevonden. Volgens haar is er een vicieuze cirkel ontstaan tussen, onderzoek, beleid, opleiding en interventies, waarbij goed-bedoelde individualistische interventies ‘om te helpen’ juist de tweedeling creëren. In onderzoek wordt de oorzaak van gezondheidsverschillen vaak gevonden in gedrag, terwijl het bijna nooit over systemische factoren als de woningmarkt, arbeidsmarkt of de tabaksindustrie gaat. De rol van de industrie en het systeem wordt dikwijls wel erkend maar mensen die werken aan gezondheid zijn vaak overtuigd dat zij hier niets aan kunnen doen.  Daardoor is er te lang weggekeken van een institutionele aanpak. Het individuele frame is een hele dominante manier van denken die terugkomt in alle handboeken voor toekomstige professionals.

In de loop van de tijd is de aandacht verschoven van ongelijkheid naar riscicogroepen als probleem. Het gaat er vaak over dat mensen met chronische stress ongezonde keuzes maken, maar dit wordt nooit gezegd over de advocaat op de Zuidas met stress. Ongelijkheid is iets tussen groepen, maar over hoogopgeleiden gaat het bijna niet in het discours over gezondheidsverschillen: de mensen met een lage sociaal economische status moeten het oplossen. Ook wordt er geklaagd dat er gebrekkig bereik is van mensen in een kwetsbare positie. Maar dit is niet verrassend als je ziet hoe mensen geframed worden. Eerst worden mensen heel negatief gestigmatiseerd en vervolgens zegt de professional ‘ik kan je helpen’.

Er zit veel wij-zij denken in deze taal en er worden heel veel assumpties over doelgroepen gemaakt. En er wordt uitgegaan van tekort denken: de doelgroep doet iets niet goed, ze missen iets, zie kunnen niet eens op komen dagen.

Vervolgens houdt Klasien een pleidooi voor wat wel een oplossing zou kunnen zijn voor het verminderen van gezondheidsverschillen. Als we af willen van de individuele benadering kan de publieke ruimte een mooi aanknopingspunt om ongelijkheid tegen te gaan. Zij gebruikt de metafoor van de publieke ruimte als bovengronds rioleringsstelsel. Het riool is een van de grootste en succesvolste preventiemaatregelen in de geschiedenis geweest die de gezondheid van zowel arm als rijk heeft verbeterd.

Nu heeft de ondergrondse riolering heeft een equivalent nodig: een bovengrondse sociale riolering. Een riolering van plekken boven de grond waar mensen elkaar ontmoeten zoals parken, café’s, pleinen en bibliotheken. Want sociale contacten beschermen tegen heel veel gezondheidsrisico’s. Ze beschermen tegen infecties omdat je bloot gesteld wordt aan verschillende bacteriën.  Een toegankelijke publieke ruimte draagt bij aan het veiligheidsgevoel en je ontmoet er mensen met andere ideeën. Mensen uit alle lagen van de bevolking komen er elkaar tegen waardoor er zorgzaamheid, hoop en ruimte voor alledaagse vriendelijkheid en democratie ontstaat.

Daarom moeten we af van de efficiënte stad waar in woonwijken niets te beleven valt. We moeten plekken creëren waar mensen sociale netwerken kunnen vernieuwen. Het is hiervoor van belang om na te denken over de algemene voorzieningen en deze te bekostigen. Planologen en andere mensen die de publieke ruimte inrichten zouden er over na moeten denken hoe het wordt ingericht zodat het sociale contacten mogelijk maakt. En deze moeten collectief gefinancierd worden zodat ze voor iedereen toegankelijk en laagdrempelig worden. Zo’n arrangement is preventief, zorgzaam en verbindt arm en rijk.

 

 

 

Naar boven